Al veel eerder wilde ik wat vertellen en laten zien over de overwinterende ganzen en zwanen in Nederland, maar steeds lukte het niet om ze goed genoeg te zien en fotograferen. Maar uiteindelijk is het toch redelijk gelukt. Het goede weer kwam eindelijk, en met een paar uitstapjes heb ik de meesten toch nog mooi kunnen zien.
Witte zwanen, zwarte zwanen
Al begin dit jaar trof ik in een veld nabij de Grevelingen alle zwanensoorten van Nederland bij elkaar. Het is op zich normaal dat in de wintermaanden de Wilde Zwanen en Kleine Zwanen tussen de Knobbelzwanen zitten, maar nu zat er ook nog een Zwarte Zwaan tussen de groep. Zwarte Zwanen zijn exoten en komen in redelijke aantallen voor rond de Grevelingen.

De Zwarte Zwaan komt ongeveer sinds de jaren ’70 voor in Nederland, maar komt oorspronkelijk uit Australië. Ontsnapte exemplaren weten zich redelijk stand te houden in Nederland, en in 1978 is het eerste broedgeval vastgelegd. Zwarte Zwanen broeden nog steeds deels op een Australisch schema, wat wil zeggen dat ze eieren leggen in onze winter. De populatie is al zo’n twaalf jaar stabiel en lijkt in de huidige aantallen niet veel effect te hebben op de inheemse watervogels en natuur. Met de zachtere winters is er wel een kans dat de populatie verder kan groeien.


Wilde Zwanen en Kleine Zwanen komen alleen in Nederland overwinteren. De Wilde Zwanen broeden in Scandinavië en Rusland, en de Kleine Zwanen broeden nog wat noordelijker in de Russische toendra. De Wilde Zwanen zijn slanker gebouwd dan Knobbelzwanen en hebben een gele driehoekige snavelvlek. Kleine Zwanen lijken wat op de Wilde Zwanen, maar zijn kleiner en hebben een minder grote, en minder puntige gele vlek op de snavel. Deze wintergasten zijn in Nederland te zien van ongeveer half oktober tot half april. Helaas zien we de Kleine Zwanen steeds minder, dit komt door verminderd broedsucces en sterfte onder volwassenen. Ze zijn in de winter afhankelijk van relatief kleine voedselrijke gebieden zoals het Veluwemeer en worden daar veel verstoord door recreatie.


Ganzen, ganzen en nog eens ganzen
Ganzen zijn toch wel een typische soort die je veel tegenkomt in Nederland. Het overgrote deel van de ganzen is de Grauwe Gans. Dat is vroeger zeker wel eens anders geweest, maar tegenwoordig ziet men ze liever gaan dan komen. Vooral boeren hebben last van de ganzen die lekker komen eten van hun gewassen en eiwitrijke grasland. Het gebruik van mest maakte het gras tot beter voedsel voor koeien, maar ook voor ganzen. Grauwe Ganzen waren tot zo’n 40 jaar geleden nog zeldzame broedvogels en Nederland werd slechts deels als overwinteringsplek gebruikt (rond 1980 was Spanje de plek waar 80% van de Europese populatie overwinterde, inmiddels overwinterd het grootste deel in Nederland). Grote delen van de populatie hebben zich inmiddels ook jaarrond gevestigd en broeden in Nederland. Een echte wintergast is het dus niet meer. Een andere gans die een vergelijkend verhaal volgt is de Brandgans, deze was voorheen ook slechts een overwinteraar maar broed in steeds grotere getalen in Nederland.


Wat wel nog echte wintergasten zijn; de Kolganzen, Toendrarietganzen en Rotganzen. Deze broeden allemaal noordelijk in de taiga, toendra of langs de Arctische kustlijn. Kolganzen en Toendrarietganzen verblijven in grote aantallen in Nederland tijdens de winter op onze akkers. Net als bij de Grauwe Ganzen zijn de aantallen overwinteraars van deze ganzen sinds de jaren ’80 erg toegenomen. En enkele honderden paartjes Kolganzen blijven ook in Nederland om te broeden (dit is slechts een fractie van de populatie als je weet dat er wel tot zo’n 970.000 Kolganzen overwinteren in Nederland).
In eerste opzicht lijken Kolganzen en Toendrarietganzen wat op Grauwe ganzen. Ze hebben óók een grijzig verendek en oranje poten. Maar toch kun je de verschillen goed leren herkennen. Zo hebben de Kolganzen een witte bles bij de snavel en een wat meer roze snavel dan oranje zoals bij de Grauwe Gans, en hebben Kolganzen zwarte strepen op de buik die de Grauwe Gans niet heeft. Toendrarietganzen maken over het algemeen een donkerdere indruk dan de Kolganzen en Grauwe Ganzen, en ze hebben een zwarte basis en punt van de snavel.


Rotganzen foerageren in de winter langs ondiepe kustlijn en op schorren en graslanden rond het Waddengebied en de Zeeuwse delta. Ze trekken zo’n 5000 kilometer vanaf hun broedgebied om in Nederland te overwinteren. Erg indrukwekkend.
